Hilde Aelbrecht is administratieve duizendpoot aan het onthaal
Acht jaar geleden zocht ik een job dicht bij huis en ik zag hier een vacature. Dat zal toen wel een omschrijving hebben gehad, maar nu vind ik het moeilijk om een titel op mijn job te plakken.
Ik sta in voor de administratie van de De Lijn-chauffeurs, ik bereid de facturatie voor, ik volg schadedossiers en expertises op voor de verzekeringen, … En ik help ook veel met de planning, vooral bij last-minutewijzigingen. Bijvoorbeeld als er chauffeurs ziek zijn of in panne vallen, en er vervanging nodig is.
Als er vragen binnenkomen van De Lijn-passagiers over trajecten of over verloren voorwerpen, dan komen die ook bij mij terecht.
Werkbroek aan en naar de garage
“Verder regel ik ook de medische onderzoeken en de bewijzen van vakbekwaamheid voor de chauffeurs. Een buschauffeur met passagiers aan boord heeft niet alleen een rijbewijs D nodig, maar moet ook vakbekwaam zijn. Daarvoor volgen ze om de 5 jaar 5 dagen les. Ik hou in de gaten wie wanneer aan de beurt is. En dat voor meer dan 100 chauffeurs!
Na extreem zware onweders heb ik evengoed hier een werkbroek van de mannen van de garage aangetrokken om daar alles mee te helpen opruimen en afdrogen.”
Het voordeel van een familiebedrijf
“Dagelijks springen er chauffeurs binnen aan het onthaal. Ze komen verlof aanvragen of gewoon een praatje slaan. Daar is ruimte voor, en dat is plezant.
Aan het onthaal zijn we ook van wacht ’s avonds en in het weekend. Die SOS-dienst voor chauffeurs met een probleem verdelen we onderling. Taken van elkaar overnemen, elkaar helpen, dat doen we spontaan.
Misschien is dat omdat het een familiebedrijf is, maar toen mijn vader bijvoorbeeld dringend naar het ziekenhuis moest, kon ik gewoon direct vertrekken. De collega’s sprongen meteen voor mij in. Onze baas, Marc, geeft ons ook enorm veel vertrouwen.
We kennen elkaar goed en kunnen op elkaar rekenen. Ik ben blij dat ik hier terechtgekomen ben, ook al vond ik het in het begin te rustig in vergelijking met mijn vorige job (lacht). Dat kan ik nu niet meer zeggen!”